Bij slokdarmkanker gaat het om een kwaadaardige tumor ter hoogte van slokdarm. De stichting van kankerregister registreerde 1035 nieuwe gevallen van slokdarmkanker in 2017 in België. De ziekte treft meer mannen dan vrouwen en komt voornamelijk voor bij mensen ouder dan 65 jaar. 

Er zijn verschillende types slokdarmtumoren, afhankelijk vanuit welk celtype de tumor ontstaat. De twee meest voorkomende tumoren zijn adenocarcinoma en plaveiselcelcarcinoma. Typisch komt het plaveiselcelcarcinoom voor in het bovenste deel van de slokdarm en adenocarcinoma ter hoogte van het onderste deel van de slokdarm en de overgangszone tussen slokdarm en maag.

Risicofactoren

Bij plaveiselcelcarcinoma zijn roken en alcohol belangrijke risicofactoren.

Reflux en Barrett slokdarm zijn dan weer belangrijke risicofactoren voor adenocarcinoma in het onderste deel van de slokdarm.  Barrett slokdarm, ontstaan door chronische reflux dat een verandering van de slijmvlieslaag in het onderste deel van de slokdarm veroorzaakt, heeft een verhoogd risico op slokdarmkanker.  Afhankelijk van de lengte van de Barrettslokdarm is er een endoscopische opvolging noodzakelijk.

Overgewicht en ongezonde, eenzijdige voeding (weinig groenten en fruit) verhoogt het risico op slokdarmtumor.

Bij mensen boven de 50 jaar neemt de kans op slokdarmkanker toe.

Erfelijke factoren spelen weinig rol bij de ontwikkeling van slokdarmkanker.

Symptomen

Bij het ontwikkelen van een slokdarmtumoren komen de symptomen maar geleidelijk aan naar voren.  Het gaat vaak om algemene klachten die kunnen voorkomen bij verschillende ziekten.  Bij onderstaande klachten is het best om de huisarts te bezoeken.  Deze kan u doorverwijzen voor een gastroscopie:

  • Passageklachten (dysfagie): het gevoel dat eten niet vlot kan passeren doorheen de slokdarm en soms zelfs blijft steken
  • Hikklachten, braken of hoesten tijdens of na het eten
  • Verminderde eetlust en vermagering
  • Thoracale pijnklachten en vol gevoel achter het borstbeen
  • Vermoeidheid en duizeligheid door bloedarmoede, donkere stoelgang
  • Heesheid
  • Bloedbraken

Diagnose

De diagnose wordt gesteld op basis van endoscopisch nazicht, nl. gastroscopie. Tijdens deze procedure zullen er kleine stukjes weefsel genomen worden ter hoogte van de tumor.  Deze worden door een anatoom-patholoog onderzocht.  Indien bevestiging van kwaadaardige cellen zullen er verder nog specifieke kleuringen worden uitgevoerd voor het uitsluiten van onderliggende genetische afwijkingen of bepalen van bepaalde mutaties die het behandelingsplan kunnen beïnvloeden.

Na het stellen van de diagnose, wordt de ziekte verder gestadieerd a.d.h.v. CT thorax/abdomen.  Dit moet uitzaaiingen ter hoogte van de thorax (bijvoorbeeld longen) en abdomen (bijvoorbeeld lever) aantonen/uitsluiten. 

Om de invasiediepte van de slokdarmtumor en de aanwezigheid van lokale lymfeklieren te bepalen wordt een echoendoscopie uitgevoerd.  Bij twijfel of een lymfeklier ingenomen is door kwaadaardige cellen, kan er een punctie van de klier uitgevoerd worden tijdens de echoendoscopie.  Tijdens een punctie wordt een klier of een letsel aangeprikt worden met een fijne naald.

In het bloedonderzoek zal er gekeken worden naar de aanwezigheid van gestoorde levertesten en bloedarmoede.

In specifieke gevallen kan het nodig zijn om nog een PET-CT (nucleaire scan) uit te voeren.

Bij slokdarmtumoren in de bovenste helft van de slokdarm, wordt er nog een bronchoscopie uitgevoerd om doorgroei naar de trachea uit te sluiten en wordt de neus-keel-oor regio nagekeken voor simultane plaveiselcelcarcinoma door een NKO-arts.

Behandelingsmethode

De resultaten van bovenstaande onderzoeken worden steeds besproken tijdens een multidisciplinair overleg met maag- en darmspecialisten, chirurgen, radiotherapeuten, radiologen, anatoompathologen en digestief oncologen.  Afhankelijk van de uitgebreidheid van de ziekte, het type van slokdarmkanker, de plaats en grootte van de tumor en de algemene conditie van de patiënt wordt een gepersonaliseerd behandelingsplan opgesteld.

Indien er geen uitzaaiingen aanwezig zijn op het moment van diagnose zal er gekeken worden voor een behandeling waarbij de patiënt kan genezen worden.  De behandeling zal bestaan uit een operatie, al dan niet voorafgegaan door een voorbehandeling (radiotherapie en of chemotherapie).  In bepaalde omstandigheden kan er ook gekozen worden voor definitieve radiochemotherapie, zonder operatie daaropvolgend.

Als er bij diagnose uitzaaiingen aanwezig zijn, zal het doel van de behandeling bestaan uit stabiliseren, controleren en zo mogelijk verkleinen van de ziekte.  De behandeling zal bestaan uit chemotherapie of radiochemotherapie.

Het gebruik van immuuntherapie bij slokdarmtumoren is nog in studiefase. 

Er zal steeds veel aandacht worden gegeven aan de voedingsstatus van de patiënt gezien deze vaak belemmerd is bij slokdarmtumoren.