Achillespeesruptuur

Wat is het?

De achillespees verbindt de kuitspieren (gastrocnemius) met het hielbeen (calcaneum). De achillespees is de dikste pees in het lichaam en kan belangrijke krachten verwerken. Niettemin is het de pees die het meest afscheurt (ruptuur). Daarnaast kan de achillespees ontstoken raken (tendinitis). Dit treedt op bij professionele sporters, maar ook bij niet-sportieve personen. Een botuitsteeksel in het hielbeen kan lokale hinder veroorzaken ter hoogte van de aanhechting van de achillespees (Haglund exostose).

Een scheur in de achillespees treedt meestal op bij een plotse beweging, vaak tijdens het sporten. De patiënt voelt een plotse pijn achter in de enkel en hoort soms een ‘krak’. De diagnose kan meestal vrij makkelijk gesteld worden door een klinisch onderzoek van de arts. Hierbij voelt men een gat in het verloop van de pees en wanneer in de kuit geknepen wordt beweegt de voet niet meer mee (calf squeeze test). Wanneer er toch nog onduidelijkheid zou bestaan over de diagnose kan een echografie uitgevoerd worden.

Behandeling

Er bestaan twee behandelingsmethoden voor een achillespeesruptuur.

Bij de meeste patiënten zal een operatief herstel voorgesteld worden. Deze operatie gebeurt meestal via een dagopname. Hierbij worden de peesuiteinden terug met elkaar verbonden door middel van hechtingen. Na de operatie wordt een gips aangelegd tot de pees voldoende genezen is om opnieuw belast te worden. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van een afneembare laars (orthese). Nadien volgt een periode van kinesitherapie.

Bij patiënten met bepaalde risicofactoren kan voor een niet-operatieve behandeling gekozen worden. Een belangrijke risicofactor is bijvoorbeeld suikerziekte, met hierdoor een hoog risico op wondproblemen. Bij deze patiënten zal een gips aangelegd worden in spitsstand. Deze gips wordt in de loop van de volgende 6 tot 8 weken enkele malen gewisseld en naar een neutrale stand gebracht. De mogelijke nadelen van deze behandeling zijn dat de kans op een nieuwe scheur hoger is, en dat er een zekere krachtsvermindering optreedt (patiënten die niet veel sporten zullen hier echter meestal niets van merken).